Afgelopen weekend hadden wij met onze buren een ‘Quarantaine party’. Ieder in onze eigen, aan elkaar grenzende tuin, verbonden via een, voor deze gelegenheid aangemaakte, groepsapp.
14 gezinnen namen deel. Ieder gezin had 2 nummers ingestuurd, die op deze zaterdagavond via de geluidsinstallatie luid en duidelijk door de tuinen schalden. Er werden foto’s en filmpjes gedeeld, grapjes gemaakt, geproost, een hart onder de riem gestoken, gedanst en uiteraard luidkeels meegezonden met nummers als Under Pressure (Queen), Ik kan het niet alleen (De Dijk), Keine Lust (Rammstein) en Anderhalve meter (Ali B).
Het was een bijzonder feestje. Waar het eerst een beetje onwennig voelde om zo met zijn tweetjes, met dikke jas aan en een glaasje in de handen in onze tuin te staan, voelde ik al snel de verbinding met onze buurtjes. Ineens voelde iedereen dichtbij, zaten we op dezelfde golflengte en voelde ik me trots op ‘onze buurt’.
Leeftijd, man of vrouw, het deed er niet toe. En of je nou vrachtwagenchauffeur, directeur, docent, student of werkloos was, of we elkaar nu veel of weinig spraken, het maakte allemaal niets uit. We waren samen. Op deze avond was er even geen sociale distantie, we hadden een gemeenschappelijke deler die ons samenbracht ondanks de fysieke afstand. De zinnen werden verzet, even weg van het alsmaar voortdurende corona-nieuws. De spreekwoordelijke batterijen weer opgeladen, zodat we daarna weer verder kunnen in de gezamenlijk strijd tegen het virus.
Op een gepaste anderhalve meter afstand, dat dan weer wel.